Medicijnen
Je zou denken dat als je elke ochtend bij je ontbijt je medicijnen neemt, dat het op den duur routine wordt. Dat klinkt in ieder geval aannemelijk. Toch presteer ik het regelmatig om halverwege mijn dag te schrikken van het feit dat ik ze weer eens vergeten ben. Dat is theoretisch gezien niet zo’n probleem. Ik kan ze dan alsnog innemen en geen haan die ernaar kraait. Het is een heel ander verhaal als mijn lief er eerder achter komt dan ik. Dat gebeurt minder vaak, maar als het gebeurt…
Het is doodstil in huis als ik thuiskom. Ik heb met een vriendin op het terras gezeten en we hebben geproost op haar nieuwe woning. Het duurt nog even voordat iedereen thuiskomt. Mijn hart slaat over als ik hem in de keuken zie verschijnen. ‘Jeetje mina je laat me schrikken!’
Als ik zijn gezicht zie besef ik me dat er iets mis is. Iets mis in de zin van, dat ik enorm in de problemen zit. ‘Ik moest thuis even wat ophalen en toen zag ik deze op het aanrecht liggen.’
Hij haalt haar pillendoosje uit zijn broekzak. Ik denk razendsnel na en moet dan ook helaas concluderen dat ik ze ben vergeten vanmorgen. Het overvalt me zo dat ik ook geen excuus kan verzinnen.
‘Zelfs als ik het klaarleg op het aanrecht presteer je het nog om het te vergeten.’
Ik haal mijn schouders op en zucht. ‘Kan een keer gebeuren toch.’ Probeer ik stoer.
Hij staat ineens heel dicht voor me. Hij legt zijn hand onder mijn kin en laat me hem aankijken. ‘Een keer? Dit gesprek hebben we vaker gevoerd en volgens mij gebeurt het vaker dan ik ontdek is het niet?’
Als ik hem zo aan moet kijken is het een stuk moeilijker om me eruit te kletsen.
‘Ik vraag je wat.’ Moeizaam slik ik. ‘Nou ja soms misschien.’
Hij doet niet eens moeite om zijn boosheid te verbergen. ‘Hoe kan ik nou gerust naar werk gaan als ik er niet op kan vertrouwen dat jij jouw medicatie neemt? Je slikt ze niet voor niks!’ Overdrijven is ook een vak. Onverschillig zucht ik. Dat maakt hem alleen maar kwader. Hij pakt me bij mijn arm en trekt me mee naar de slaapkamer. ‘Ho wacht eens. Moet jij niet werken toevallig?’ Ik kijk toe hoe hij de gordijnen sluit en driftig zijn mouwen opstroopt. ‘Nee, ik heb eerst andere werkzaamheden te doen.’ Ik giechel nerveus. ‘Het lachen zal je snel vergaan meisje. Geloof me.’ Dat geloof ik ook wel, maar ja ik kan mijn lachen nou eenmaal niet zo goed inhouden.
Hij draait de stoel om en gaat zitten. Hij wenkt me mijn zijn vinger. Als een stout schoolmeisje loop ik nog lachend naar hem toe. ‘Broek naar beneden.’ Jeetje wat klinkt hij nors. Met enige tegenzin knoop ik mijn broek los en duw hem wat naar beneden. Het gaat hem denk ik te langzaam, want hij helpt me een handje. Hij knipt met zijn vingers als hij naar de vloer wijst. Volgens mij wil hij dat ik over zijn schoot ga liggen. Ik rol nog even met mijn ogen voor ik doe wat hij zeg. ‘Goed, dat zijn er straks tien extra.’ Tien extra wat? Ik word nu toch zenuwachtig. Waarom kan ik niet gewoon lief en gehoorzaam zijn? Waarom moet ik altijd zo dwars en uitdagend doen?
Hij laat er geen gras over groeien zeg maar. Godsamme hij slaat in flink tempo op mijn billen. Als dit een opwarming is dan ben ik de paus. Gloeiende wat een gedoe. Hoe kan ik dit ooit volhouden? ‘Au! Niet zo hard joh!’ Dat is volgens mij alleen maar meer aanmoediging. Hij gaat nog harder en sneller. Ik begin te draaien en te schoppen. Hij stopt heel even, zwaait zijn been over mijn benen en dan lig ik dus helemaal klem. Dat was niet de bedoeling. Ik probeer me los te draaien, maar dat is onbegonnen werk. Het resulteert alleen maar in een meer rampzalige tuchtiging. Hij concentreert zich alleen nog maar op het laagste gedeelte van mijn billen en dat doet echt honderd keer meer zeer. Ik jammer en besluit toch maar op te houden met strijden. ‘Ja, geef je het op?’
Het liefst wil ik hem helemaal de huid vol schelden, maar dat lijkt me in deze positie niet de handigste optie. Ik geef dan maar even geen antwoord. Hij verlegt zijn aandacht weer en ik dank het universum dat hij mijn ‘sitspot’ even rust geeft. Ik sluit mijn ogen en probeer alle klappen met enige kalmte te incasseren, maar ik faal dramatisch. Als hij stopt ben ik ook even heel verbaasd. Dit kan niet het einde zijn. Hij schuift de la open en dan weet ik al dat het ijdele hoop was. Ik voel de borstel, tot mijn afgrijzen, op dat o zo pijnlijke onderste gedeelte van mijn billen. ‘Tien extra had ik gezegd.’
Eigenlijk is hij heel gemeen, want tien extra betekent tien per kant. Gemeen toch? Dus eigenlijk liegt hij, want het is dan twintig, maar goed ik kijk wel uit om die discussie aan te gaan. Nu ben ik best wel blij dat hij me klem gezet heeft. Dit is niet te doen. Elke tik met de haarborstel voelt als vuur. Nee meer dan vuur. Gewoon vreselijk. Als hij weer stopt haal ik opgelucht adem. ‘Het is nog niet klaar hoor.’ Ik ben meteen alert. ‘Hè? Maar je zei tien extra. Dat was dat toch?’
Hij helpt me overeind en zet me met mijn neus tegen de muur. Wat haat ik dat. Een beetje te kijk staan terwijl hij zit te loeren naar mijn toegetakelde billen. ‘Denk maar eens goed na wat het risico kan zijn als jij je medicijnen niet slikt.’ Echt niet hoor. Ik ga daar niet over nadenken. Ik probeer me te concentreren op het tikken van de klok. ‘Je denkt niet na.’ Hoor ik achter me. Gefrustreerd schop ik tegen de muur. Ik haat dit. Hij heeft natuurlijk wel een punt. Dit medicijnen slik ik niet voor niks en nou ja ik vergeet ze de laatste tijd wel heel vaak. Achter me hoor ik van alles gebeuren, maar ik neem het risico niet om om te kijken. Wat is hij allemaal aan het doen?
‘Wat heb ik je de laatste keer beloofd toen we deze zelfde situatie hadden?’
Ik denk terug aan de vorige keer dat hij me erop betrapt had mijn medicijnen te zijn vergeten. Goh dat is eigenlijk niet eens zo lang geleden. Ik slik even, want ik kan me ineens zijn woorden weer herinneren. ‘Nou? Zeg het eens.’ Ik lach even, want ik ga dat dus echt niet herhalen. ‘Als je het niet zegt kunnen we even terug naar de haarborstel totdat je het wel wil zeggen.’ Aangezien ik nu weet wat me nog te wachten staat sla ik een hernieuwde ontmoeting met de haarborstel liever af. ‘De riem.’ Nu lacht hij. ‘Dat is een zeer summiere beschrijving van mijn belofte. Laatste kans en beter is het volledig anders krijg je alsnog de borstel.’
Ik probeer mijn tranen weg te knipperen. ‘Je hebt me beloofd dat ik minimaal een week lang aan de riem zou denken als ik zou gaan zitten. Zoiets was het.’ ‘Dat komt inderdaad meer in de buurt van wat ik heb gezegd. Kom nou maar hier en ga liggen.’ Als ik mij omdraai zie ik dat hij er serieus werk van heeft gemaakt. Hij heeft een soort rol onder het dekbed gelegd zodat ik letterlijk een soort doelwit ben als ik daar overheen lig. Ik ga een beetje onwennig liggen. Ik voel me ontzettend kwetsbaar en voel me een gestraft meisje. Hij heeft een kussen neergelegd waar ik in kan knijpen. ‘Een keer een hand naar achter en we gaan terug naar de stoel.’
Ik begraaf mijn gezicht in het dekbed en vervloek mezelf. Ik hoor hoe hij zijn riem losmaakt en uit zijn lussen trekt. Mijn maag trekt samen en ik knijp mijn billen samen. ‘Ontspan.’ Ik beweeg me niet. Hij zucht. Dan voel ik zijn hand heel hard en heel snel op mijn billen. Ik gil van schrik. Het voelt vreselijk om zo te liggen. ‘Dit is de laatste keer dat je ongehoorzaam bent. Geloof me dit wil je niet nog een keer doen.’
Ik geloof hem meteen. Hij pakt zijn riem weer op en ik doe mijn best zo ontspannen mogelijk te liggen. Gelukkig is het goed genoeg voor hem. Ik hoor het suizen door de lucht en dan het vreselijke geluid van de brede riem op mijn arme billen. Ik probeer zo rustig mogelijk te blijven ademen. Hoe moet ik dit ooit vol houden? Als ik bedenk wat hij me voorgehouden heeft als ik niet blijf liggen weet ik weer waarom ik nu extra mijn best wil doen om in positie te blijven. Keer op keer komt die ellendige riem op mijn billen neer. Ik zucht, steun, kreun en jammer. Dit is niet te doen. Af en toe trap ik met mijn voeten diep in het matras. Gelukkig laat hij dat toe. Ik doe mijn best om mee te tellen, maar soms vergeet ik een te tellen. De intensiteit is immens. Zestig, wanneer houdt die kerel nou eens op? Dat geluid is ook vreselijk. Alleen dat geluid is al een straf op zich. Soms slaat dat uiterste flapje net iets om bij mijn heup en dan kan ik het nauwelijks volhouden om te blijven liggen. ‘Je bent zo gemeen! Het doet pijn! Stop.’
Hij stopt niet. Tachtig om en nabij. Ik voel zijn hand op mijn rug. Ik zucht. Het is fijn om even te voelen dat hij er voor me is. De tranen prikken. ‘Ik kan het niet aan als er iets met jou gebeurt. Dus ga verdomme gewoon elke dag je medicijnen slikken.’ Dat was het laatste zetje. Niet alleen voel ik dat zijn slagen met meer emotie gegeven worden, arme ik, ook ik breek. De tranen stromen over mijn wangen. Ik sla in het kussen, want ik kan haast niet meer blijven liggen. Het duurt even voordat ik merk dat er langer pauze tussen de slagen zit.
De riem valt naast me neer en hij komt bij me liggen. Ik kruip in zijn armen en huil even lekker uit. Dat was echt heftig. Hij aait over mijn rug en billen. Zelfs de lichtste aanraking doet zeer. Hij geeft me een kus op mijn wang. ‘Ik meen het lieverd. Er komt geen volgende keer. Als die er wel komt, dan kan je rekenen op een jaar lang elke zondagavond de cane.’ Ik zucht diep. De komende tijd zal ik braaf elke dag mijn medicijnen slikken, maar ik ben bang dat er een dag komt dat ik een jaar lang die stomme cane wekelijks in mijn agenda kan neerzetten. Daarvoor ken ik mezelf te goed. Hij mij ook blijkt. ‘Maar omdat de kans erg groot is dat het gaat gebeuren ga ik het periodiek pak slaag weer invoeren. Elke vrijdagavond zal ik je een geheugensteuntje geven. Dat voorkomt misschien deze situatie.’
Dat is ook geen fijn vooruitzicht, maar ik ben hem stiekem wel dankbaar dat hij dat wil doen. Misschien wordt het dan toch nog wat met mij in het leven.